logo Taalvlinder

Engels - Nederlands lexicon met betrekking tot het jodendom

met dank aan M.Visser


a  b  c  e  f  g  h  i  j k  l  m  n  o  p  q  r  s  t  u  v  w  x  z

Onderstaande lijst is lang niet volledig. Aanvullingen en opmerkingen zijn van harte welkom bij de Taalvlinder.

almemar: almemor (estrade in de synagoge waarop de thora wordt voorgelezen)
mitzvah: bar mitswa (bevestigingsceremonie van dertienjarige jongens)
bat mitzvah: bat mitswa (bevestigingsceremonie van dertienjarige meisjes)
bar mitzvah (ww): zijn bar mitswa doen (in de synagoge)
bar mitzvah boy: bar mitswa (13-jarige joodse jongen als volwassen en verantwoordelijk in het geloof beschouwd)
bema: bema/bima/almemor (platform in synagoge)
bill of divorce(ment): scheid(ings)brief
cab(b)ala: zie kab(b)ala
cantor: chazan/voorzanger
Chassid (mv: Chassidim): chassidische jood
chosen race/people: uitverkorenen, het godsvolk
chutzpah: gotspe, brutaliteit
Conservative Judaism: Beweging van het conservatieve jodendom/Conservative Judaism (in de VS)
dietary laws: spijswetten en voorschriften over het houden van een koosjere keuken
embolismic year: schrikkeljaar (jaar met dertien maanden in joodse kalender)naar boven
Essene: Esseen/Essener (lid van oude joodse ascetische sekte)
frontlet: fylacterion/gebedsriem
gabardine: opperkleed
genizah: geniza (bewaarplaats in/bij een synagoge voor onbruikbare boeken en rituele voorwerpen)
golem: idem
Haggada(h): Hag(g)ada (liturgie van de 1e avond van joods pasen)
Halacha: Halacha (voorschrift(en) voor levenswandel)
Has(s)id: zie chassid
hazan: zie chazan
hebraism: judaïsme
Hebrew: Hebreeuws/Ivriet; Hebreeër/Hebreeuwse/jood(se)
Hebrew (bn): Hebreeuws/joods
high priest: opperpriester
jewish calendar: de joodse tijdrekening
Jewish community: de joodse gemeente/gemeenschap
jewish law: de joodse wet
Jewry: getto/jodenwijk/jodenkwartier; jodendom/joden
jubilee: jubeljaar
judaic(al): joods
Judaism: judaïsme/joodse leer/joodse gebruiken/jodendom/het joodse volk
judaize/judaise: het judaïsme aanhangen/de joodse leer volgen; tot het judaïsme bekeren;
aanpassen aan het judaïsme
kab(b)ala: kabbala (joodse leer en mystiek); kabbalistische leer
Kaddish: kaddisj (rouwgebed)
Karaite: Karaïet (lid van een joodse sekte in Rusland en Israël)
kasher: zie kosher
kosher: koosjer
kibbutz: kibboets
kibbutznik: lid van een kibboets
kvetch:joods Amerikaans-Engels): zeur/zeurkous/zeurpiet
Magen David: davidster
matzo: matse/joods paasbrood
menorah: menora (zevenarmige kandelaar)
mezuzah: mezoeza (bijbeltekstrol aan deurpost of als amulet; naar Deutijd 6:4-9
Mishnaic: van de/een misjnanaar boven
Mishnah: misjna (reeks voorschriften die de basis van de talmoed vormen);
sententie uit de misjna reeks van zulke sententies ( bijvoorbeeld van één auteur )
Modern Hebrew: Ivriet
New Christian: nieuwe christen/maraan (joodse schijnbekeerling)
oracle: allerheiligste/heilige der heiligen (1 Kon. 6:16)
Orthodox Judaism: orthodox jodendom
Pale, the: de Tsjerta (joods gettogebied in Rusland)
Passover: Pascha (joods paasfeest), paaslam
Passover bread, Passover cake: matse, ongezuurd brood
people of the Book: het joodse volk
phylactery: gebedsriem
pontiff: opperpriester/hogepriester
provincial Jewry: de joodse gemeenschap
pseudepigrapha: pseudepigrafen (joodse geschriften ten onrechte aan oudtestamentische profeten toegeschreven)
reform(jodendom)/liberaal jodendom
refus(e)nik: refusenik ((in het bijzonder joods) Sovjetburger die uitreisvisum geweigerd wordt)
Sabbatical year: sabbat(s)jaar (niet meer specifiek joods)
schechina(h)/shekinah: sjechina/goddelijke aanwezigheid of uitstraling/goddelijke openbaring (i.h.b. in de tempel)
scribe: scriba
Seder: paasmaal
semitic: Semitisch/joods
semitics: Semitische studies/hebraïca
semitism: joodse uitdrukking; joodse kenmerken/gewoonten; pro-joodse houding
Sephardi: sefardi/lid van de sefarden, sefardim (verzamelnaam van de Spaanse en Portugese joden
en hun nakomelingen)
sephardic: sefardisch/van de sefarden
sephardic jews: sefardische joden
sheenie/sheenie (scheldnaam): smous/jood
sheenie/sheeny (bn) (beledigend): joods
shegetz: niet-joodse jonge(ma)n; onorthodoxe joodse jongen
shiksa: sjikse (niet-joods meisje; joods meisje dat de tradities niet meer volgt)
showbread: toonbrood/offerbrood
siddur: siddoer (joods gebedenboek)
sit sjiwwe/sjiwwa, to: sjiwwe zitten (zie Sjiwwe)
Star of David: davidster
superhumeral: efod
synagog(ue): synagoge
tabernacle: tabernakel
Talmud: talmoed
Talmudic: talmoedisch
Talmudist: talmoedist
tefillin: gebedsriem
Tishri: tisjri (1e maand van joodse kalender)
tora(h): thora/Mozaïsch(e) wet(boek)/Pentateuch
veil: gordijn (bijvoorbeeld in joodse tempel)
Wailing Wall, the: de Klaagmuur
yarmulka/yarmulke/yarmelke: gebedskapje/keppeltje
year of jubilee: het guldenjaar/jubeljaar
yellow Star of David: de gele davidsternaar boven
yeshiva(h) (mv ook yeshivoth): yeshiva (traditionele joodse school)
yiddishe mama: joodse moeder; ook bekend (sentimenteel) lied over de joodse moeder (geliefd bij veel joden)
Zion: Zion/Sion (tempelheuvel; het joodse volk; Israël; oude Jeruzalem)
Zionist: zionist, zionistisch
Zionite: sioniet/inwoner van Sion/uitverkorene